De Karelsbrug (in het Tsjechisch: Karlův most) is de meest beroemde brug over de rivier de Moldau (in het Tsjechisch Vltava) in Praag. De brug ligt in het Praagse district Praag 1 en is de voetgangersverbinding tussen Oude Stad en de wijk Malá Strana.
In het jaar 1357, op 9 juli, om 5.31 uur, legde koning Karel IV de eerste steen. De vorige brug, de Judithbrug uit de 12de eeuw, was immers in 1342 ingestort en dus was er hoge nood aan een nieuwe stevige brug. Tot 1841 was de Karelsbrug de belangrijkste verbinding tussen de Oude Stad en de Praagse burcht. Oorspronkelijk heette de brug de Stenen Brug (in het Tsjechisch Kamenný most), maar in 1870 werd de naam veranderd in Karelsbrug.
De brug heeft een lengte van 516 meter en is ongeveer 10 meter breed. De constructie bestaat uit 16 bogen met ijsbeschermers. Het verhaal gaat dat door de mortel die voor de brug gebruikt is, eiwit gemengd werd om een grotere stevigheid te verkrijgen. De brug wordt beschermd door drie torens, waarvan 1 aan de zijde van de Oude Stad (de oostzijde). Deze toren wordt weleens beschouwd als het mooiste gotische bouwwerk ter wereld.
Op de brug staan 30 verschillende standbeelden. De meeste zijn in de barokstijl en werden geplaatst tussen 1683 en 1714. Tot de bekendste beelden behoren dat van de priester en martelaar Johannes van Nepomuk en de beeldgroep van de "wrede Turk". De originele zandstenen beelden raakten in de loop der tijden zo verweerd dat de meeste inmiddels zijn vervangen door replica's. De originelen zijn te zien in het plaatselijke *lapidarium te vinden bij het nationaal museum.
De brug is sinds1978 uitsluitend voor voetgangers toegankelijk en is één van de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad Praag. * = Een lapidarium (Latijn: lapis = steen) kan twee betekenissen hebben. Het kan een fysieke verzameling van bewerkte stenen zijn, of een boek waarin stenen beschreven staan.
Judithbrug
De Judithbrug (in het Tsjechisch: Juditin most) was een brug over de Moldau in de Tsjechische hoofdstad Praag. De brug was de voorloper van de huidige Karelsbrug en bestond eeuwenlang lang als enige vaste verbindingspunt tussen de Oude Stad en de wijk Malá Strana. In 1342 werd de brug door een overstroming zwaar beschadigd en niet meer herbouwd.
De Judithbrug was de tweede stenen brug in Centraal-Europa, na die in het Duitse Regensburg, die er model voor stond. De brug werd gebouwd op initiatief van Judith van Thüringen, de (tweede) gemalin van koning Vladislav II van Bohemen, en droeg haar naam. De bouw van de Judithbrug begon na 1157, toen haar houten voorloper was verwoest, eveneens door hoogwater. De brug was in 1160 of 1172 gereed.
De Judithbrug was 520 meter lang en tien meter breed. Ze werd door zestien pijlers gesteund.
In 1357 liet landsheer Karel IV deze brug vervangen door een constructie van zandsteen om herhaaldelijke beschadigingen te voorkomen, doordat in 1342 de brug zwaar werd beschadigd door een overstroming van de Moldau. Deze nieuwe brug, de Karelsbrug, bevindt zich iets zuidelijker.
Resten van de brug bevinden zich in het Kruisherenklooster (fundamenten van de toren) en in de rivier. De Judithbrug behoort daarmee tot de weinige romaanse bruggen waarvan delen bewaard zijn gebleven. Johannes Nepomuk Johannes Nepomuk (oorspronkelijke naam: Welfflin of Wolfflin) werd tussen 1340 en 1350 geboren in de Tsjechische plaats Pomuk. Zijn ouders waren naar alle waarschijnlijkheid redelijk welvarend, want Johannes kon studeren aan het plaatselijke klooster, later in Praag en zelfs aan de universiteit in het Italiaanse Padua. In 1380 werd hij pastoor van de Sint-Gallusparochie in Praag. Zijn leven als een bescheiden en diepgelovig mens trok de aandacht van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en hij werd al snel aangesteld als predikant van de Týnkerk aan het Oude Stadsplein in de Praagse binnenstad. Ten slotte werd hij in 1387 vicaris-generaal van de bisschop in Praag. Hij preekte vanaf dat moment ook herhaaldelijk in de Domkerk en door zijn wijze en intelligente preken kwamen de mensen van heinde en verre naar hem luisteren.
Zijn optreden ontsnapte niet aan de aandacht van de toenmalige koning Wenceslaus IV. Wenceslaus werd toentertijd gevreesd door zijn tiranniek optreden tegenover iedereen die het niet met hem eens was. Om Johannes aan zich te binden bood hij hem een betrekking aan bij het hof. Johannes weigerde het aanbod en de daarmee samenhangende privileges. Volgens de overlevering aanvaardde Johannes enkel het ambt van persoonlijke biechtvader van de koningin, Sophia van Beieren. Aangezien er sinds 1384 een openlijk conflict bestond tussen Kerk en Hof viel deze beslissing niet in goede aarde. De koning wou meteen wraak nemen. Op 20 maart 1393 werd Johannes tijdens onderhandelingen tussen Kerk en Hof gearresteerd. Diezelfde nacht werd hij afschuwelijk gefolterd en vanaf de Karelsbrug in de Moldau gegooid en is hij verdronken. De werkelijke redenen voor dit gruwelijke optreden blijven vaag, maar volgens de volksmond zou Wenceslaus woedend zijn geworden toen Johannes had geweigerd te verklappen of de koningin al dan niet gebiecht had dat ze er een minnaar op nahield.
Nadien zou de bisschop van Praag hierover een brief hebben geschreven naar Paus Bonifatius IX: "Nadat men zijn rechter- en linkerzij zozeer verbrand had dat hij in feite al ten dode was opgeschreven, werd doctor Johannes, mijn beste vicaris, openlijk door de straten van de stad naar de Moldau gesleept. Terwijl zijn handen op zijn rug werden vastgemaakt, bond men hem - als ware hij een wagenwiel - met zijn hoofd aan zijn voeten; in zijn mond zette men een stuk hout rechtop zodat deze wreed werd opengescheurd. Zo hebben ze hem naar beneden gegooid en verdronken.
Het gruwelijk verminkte lichaam van Nepomuk zou 's nachts zijn komen bovendrijven, omgeven door vijf blinkende sterren. De toegestroomde mensen herkenden hun geliefde priester en predikant direct. Ze haalden hem uit het water en legden hem op de oever. Meteen stroomden er duizenden mensen naar toe en droegen zijn lichaam onder rouwbeklag naar de domkerk. Vooral de armen van de stad konden maar geen afscheid nemen van hem die voor hen altijd geweest was als een liefhebbende vader. Koning Wenceslaus gaf nog de opdracht het lijk op een onbekende plaats te begraven, maar er hing daar zo'n geur van heiligheid dat hij al snel werd ontdekt. Onder plechtig vertoon werd Johannes Nepomuk dan bijgezet in de Sint-Vituskathedraal te Praag. Daar wordt hij sindsdien door de gelovigen vereerd en velen verkregen van hem uit de hemel het wonder waarom ze hem smeekten.
Comments